Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want [42]het paleis zal [43]verlaten zijn, [44]het gewoel der stad zal [45]ophouden; [46]Ofel en [47]de wachttorens zullen [48]tot spelonken zijn, [49]tot in der eeuwigheid, [50]een vreugde der woudezelen, een weide der kudden. 42. Te weten des konings paleis. 43. Of, ledig staan. 44. Of, de menigte. 45. Of, nagelaten worden. 46. Zie 2 Kron.27:3, en de aantekening aldaar, en hfdst.33 vs.14; Neh.3:26, en Neh.11:21. 47. Hebreeuws, wachttoren; genoemd Neh.3:26, de uitstekende toren. 48. Dat is, tot plaatsen waar geen mensen, maar slangen en padden in wonen zullen. 49. Dat is, een langen tijd. 50. De zin is: De woudezels, die gaarne in woeste plaatsen zijn, zullen aldaar goede weiden hebben.